In De gouden bron vertelt Proba de belangrijkste verhalen uit het Oude en Nieuwe Testament na in verzen die ze ontleende aan het werk van Vergilius.
Van schepping tot Kaïn en Abel, en van de Bergrede tot de hemelvaart van Jezus, vatte Proba (een vrouw uite en vooraanstaande Romeinse senatoriale familie) de bijbel samen in bijna 700 prachtige dichtregels. Zo verenigde ze het beste van twee werelden: de ethiek van het christendom met de antieke literaire traditie.